Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Festmahl:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Festmahl (Duits) in het Zweeds

Festmahl:

Festmahl [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Festmahl (Festessen)
    bankett; festmåltid; fest; högtid

Vertaal Matrix voor Festmahl:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bankett Festessen; Festmahl Bankett; Festessen; Galadiner; Schlemmerei; Schmaus; festliche Essen
fest Festessen; Festmahl Bankett; Empfang; Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Fest; Festabend; Festessen; Festlichkeit; Fete; Galadiner; Party; Rezeption; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie; festlicheMaal
festmåltid Festessen; Festmahl Schlemmerei; Schmaus
högtid Festessen; Festmahl

Synoniemen voor "Festmahl":


Wiktionary: Festmahl

Festmahl
noun
  1. gehoben: ein Essen in festlichem Rahmen