Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Falz

Vertaal Falz van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Falz:
- myntinkast; springa; landningsbana; fåra; räffla
Wiktionary:
- Falz → fals
- Falz → veck, häkta

Duits

Uitgebreide vertaling voor Falz (Duits) in het Zweeds

Falz:

Falz [der ~] zelfstandig naamwoord

der Falz (Schlitz; Furche)
myntinkast; springa
- myntinkast zelfstandig naamwoord
- springa [-ett] zelfstandig naamwoord
der Falz (Nute; Spalt; Einschnitt; Schlitz; Fuge; Furche)
landningsbana
- landningsbana [-en] zelfstandig naamwoord
der Falz (Kannelüre; Rille; Furche; Rinne)
fåra; räffla
- fåra [-en] zelfstandig naamwoord
- räffla zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Falz:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fåra	Falz; Furche; Kannelüre; Rille; Rinne	Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne
landningsbana	Einschnitt; Falz; Fuge; Furche; Nute; Schlitz; Spalt	Landebahn; Landepiste; Landestelle; Landungsplatz; Startbahn
myntinkast	Falz; Furche; Schlitz
räffla	Falz; Furche; Kannelüre; Rille; Rinne	Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne
springa	Falz; Furche; Schlitz	Aussparung; Kluft; Spalt; Spalte; Zwischenraum
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fåra		einkerben; einschneiden; falzen
springa		durchfallen; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnell laufen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen

Synoniemen voor "Falz":

Fuge; Sprung; Verbindungsstelle
Nut; Spalt; Spalte; Stemmloch; Zapfenloch

Wiktionary: Falz

Falz

noun

Technik: die Wulst, die entsteht, wo zwei Blechteile aneinandergefügt sind, zum Beispiel oben und unten an einer Blechdose
- Falz → fals
Buchbinderei: die senkrechte Vertiefung wo Buchdeckel auf Buchrücken trifft
- Falz → fals
die Kante, die entsteht, wo ein Blatt Papier oder ähnliches gefaltet wird
- Falz → fals

Cross Translation:

From	To	Via
• Falz	→ veck	↔ fold — bend or crease
• Falz	→ häkta	↔ agrafe — Sorte de crochet qui passer dans un anneau appeler porte et qui sert à attacher ensemble différentes choses.
• Falz	→ häkta	↔ fermoir — Sorte de fermeture, serrure ou ressort s’appliquer à certains objets, tels que livres, colliers, bracelets, médaillons, coffrets, etc.