Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Fahrgast:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fahrgast (Duits) in het Zweeds

Fahrgast:

Fahrgast [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Fahrgast (Passagier; Schiffspassagier; Fahrgäste)
    passagerare; person ombord
  2. der Fahrgast
    resande
    • resande [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fahrgast:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passagerare Fahrgast; Fahrgäste; Passagier; Schiffspassagier Fluggast; Flugreisende; Gast; Insasse; Insassen; Passagier; Passagiere; Reisende
person ombord Fahrgast; Fahrgäste; Passagier; Schiffspassagier
resande Fahrgast Fluggast; Flugreisende; Gast; Insasse; Passagier; Reisende; Sich erheben
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resande ambulant; herumreisend; herumziehend; umherreisend

Synoniemen voor "Fahrgast":


Wiktionary: Fahrgast

Fahrgast
noun
  1. Person, die ein öffentliches Verkehrsmittel benutzt

Cross Translation:
FromToVia
Fahrgast resande; passagerare fare — paying passenger
Fahrgast passagerare passenger — one who rides or travels in a train, motor vehicle, boat, ship, ferry, hovercraft, aircraft, etc.

Computer vertaling door derden: