Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Fachkraft:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fachkraft (Duits) in het Zweeds

Fachkraft:

Fachkraft [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Fachkraft (Fachmann; Fachleute)
    expert; fackman
    • expert [-en] zelfstandig naamwoord
    • fackman zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fachkraft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expert Fachkraft; Fachleute; Fachmann Experte; Fachmann; Fachmänner; Sachkundige; Sachverständige; Spezialist; fachkundige Person; fachkundigePerson
fackman Fachkraft; Fachleute; Fachmann

Synoniemen voor "Fachkraft":


Wiktionary: Fachkraft

Fachkraft
noun
  1. Person, die für ihr Arbeitsgebiet speziell ausgebildet wurde

Computer vertaling door derden: