Enthaltung in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Enthaltung:
- fort; avhållning; uppehåll; paus; avbrott; avbrytande; avhållsamhet; total avhållsamhet

Duits

Uitgebreide vertaling voor Enthaltung (Duits) in het Zweeds

die Enthaltung (Enthaltsamkeit; Verzicht)
fort; avhållning
- fort zelfstandig naamwoord
- avhållning zelfstandig naamwoord
die Enthaltung (Unterbrechung; Verzicht; Enthaltsamkeit)
uppehåll; paus; avbrott; avbrytande
- uppehåll [-ett] zelfstandig naamwoord
- paus [-en] zelfstandig naamwoord
- avbrott [-ett] zelfstandig naamwoord
- avbrytande zelfstandig naamwoord
die Enthaltung (Abstinenz; Enthaltsamkeit; Verzicht)
avhållsamhet
- avhållsamhet [-en] zelfstandig naamwoord
die Enthaltung (Abstinenz; Abschaffung; Verzicht; Aufhebung; Enthaltsamkeit)
total avhållsamhet
- total avhållsamhet zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avbrott	Enthaltsamkeit; Enthaltung; Unterbrechung; Verzicht	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Fall; IRQ; Interrupt; Interruptanforderung; Interruption; Mittagspause; Parlamentsferien; Pause; Ruhepause; Spielzeit; Störung; Unterbrechung; Verderben
avbrytande	Enthaltsamkeit; Enthaltung; Unterbrechung; Verzicht	Absage; Störung; Unterbrechung
avhållning	Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
avhållsamhet	Abstinenz; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
fort	Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht	Basstion; Bollwerk; Festung; Fort; Herz; Schnelle; Stromschnelle; Zitadelle
paus	Enthaltsamkeit; Enthaltung; Unterbrechung; Verzicht	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Erholungspause; Essenszeit; Halt; Intermezzo; Mittagspause; Parlamentsferien; Pause; Pausen; Ruhelage; Ruhepause; Ruhestellung; Schulpause; Stillstand; Stop; Unterbrechung; Zeitzwischenräume; Zwischenräume; Zwischenspiel; kleineUnterstützung
total avhållsamhet	Abschaffung; Abstinenz; Aufhebung; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
uppehåll	Enthaltsamkeit; Enthaltung; Unterbrechung; Verzicht	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fort		bald; flink; geschwind; hastig; rasch; schleunig; schnell