Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Empfangsschein:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Empfangsschein (Duits) in het Zweeds

Empfangsschein:

Empfangsschein [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Empfangsschein (Überweisungsschein)
    betalningsbevis; kvitto på inbetalning
  2. der Empfangsschein (Lieferschein; Überweisungsschein; Schein; )
    mottagningsbevis; inbetalning; kvitto
  3. der Empfangsschein (Quittung; Beleg; Kassenbon; Kassenschein)
    kvitto; befrielse; frigivning; avlossande
  4. der Empfangsschein (Empfangsbestätigung; Beleg; Bescheinigung; Quittung; Rückschein)
    kvitto
    • kvitto [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Empfangsschein:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avlossande Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung
befrielse Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung Befreien; Befreiung; Dispens; Dispensation; Dispensierung; Entbindung; Entlastung; Erlösung; Freilassung; Freimachung; Geburt; Haftentlassung; Niederkunft; Rettung
betalningsbevis Empfangsschein; Überweisungsschein
frigivning Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung Freilassung
inbetalning Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein Einlegung; Einzahlung; Überweisung
kvitto Abschnitt; Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Quittung; Rückschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein Beweischen; Pharmazie; Quittungsmarke; Rezeptur; Voucher
kvitto på inbetalning Empfangsschein; Überweisungsschein
mottagningsbevis Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein

Wiktionary: Empfangsschein


Cross Translation:
FromToVia
Empfangsschein betalningsbevis quittanceécrit que l’on donner à quelqu’un et par lequel on déclarer qu’il payer, acquitter une somme d’argent, une redevance, un droit, etc.