Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Einzelgänger:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Einzelgänger (Duits) in het Zweeds

Einzelgänger:

Einzelgänger [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Einzelgänger (Einzelne; Individuum; Einzelperson; Einzelwesen)
    individ
    • individ [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Einzelgänger (Individualist; Einsiedler)
    ensamvarg; enstöring; individualist
  3. der Einzelgänger
    solitär; ensamvarg; individualist

Vertaal Matrix voor Einzelgänger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ensamvarg Einsiedler; Einzelgänger; Individualist
enstöring Einsiedler; Einzelgänger; Individualist
individ Einzelgänger; Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Individuum Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Form; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Typ; Wesen
individualist Einsiedler; Einzelgänger; Individualist
solitär Einzelgänger

Synoniemen voor "Einzelgänger":


Wiktionary: Einzelgänger

Einzelgänger
noun
  1. Tier, das überwiegend einzeln und nicht im Rudel lebt
  2. Person, die dazu neigt, sich von anderen Personen fernzuhalten

Cross Translation:
FromToVia
Einzelgänger ensamvarg loner — one who lacks or avoids company