Ehre in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Ehre:
- ärokänsla; ära; stolthet; anseende; rykte; reputation; ståt; glans; prakt; storslagenhet; självrespekt
Wiktionary:
- Ehre → ära
- Ehre → ära, honnör, heder

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ehre (Duits) in het Zweeds

die Ehre (Ehrgefühl; Stolz)
ärokänsla; ära; stolthet
- ärokänsla zelfstandig naamwoord
- ära [-en] zelfstandig naamwoord
- stolthet [-en] zelfstandig naamwoord
die Ehre
ära
- ära [-en] zelfstandig naamwoord
die Ehre (Reputation; Name; Schrei; Ruf)
anseende; rykte; reputation
- anseende [-ett] zelfstandig naamwoord
- rykte [-ett] zelfstandig naamwoord
- reputation zelfstandig naamwoord
die Ehre (Glorie; Ruhm)
ståt; glans; prakt; storslagenhet
- ståt [-en] zelfstandig naamwoord
- glans [-en] zelfstandig naamwoord
- prakt [-en] zelfstandig naamwoord
- storslagenhet [-en] zelfstandig naamwoord
die Ehre (Selbstachtung)
självrespekt
- självrespekt [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
anseende	Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei	Anblick; Ansehen; Antlitz; Gesicht; Prestige; Schauspiel; Szene
glans	Ehre; Glorie; Ruhm	Abglanz; Angewohnheit; Finish; Flimmern; Funkeln; Glanz; Glitzern; Glut; Glänzen; Schein; Scheinen; Schimmer; Schimmern
prakt	Ehre; Glorie; Ruhm	Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit
reputation	Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei
rykte	Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei	Fama; Geklatsch; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Gespräch; Kunde; Ondit; Plauderei; Schwatz
självrespekt	Ehre; Selbstachtung	Eigenwert; Selbstachtung; Selbstwert
stolthet	Ehre; Ehrgefühl; Stolz	Hochmut; Stolz
storslagenhet	Ehre; Glorie; Ruhm
ståt	Ehre; Glorie; Ruhm	Angabe; Angeberei; Aufschneiderei; Flunkerei; Großsprecherei; Großtuer; Großtuerei; Pracht; Prunk; Schneid; Windmacherei
ära	Ehre; Ehrgefühl; Stolz	Aufwendung; Biegung; Ehrerbietung erweisen; Ehrung; Gewinn; Kosten; Preis; Ruhm
ärokänsla	Ehre; Ehrgefühl; Stolz
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ära		achten; ehren; hochachten; hochhalten; huldigen

Ehre

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Ehre	→ ära	↔ honour — token of praise or respect
• Ehre	→ honnör; ära	↔ eer — aanzien, roem
• Ehre	→ heder; honnör; ära	↔ honneur — sentiment d’une dignité morale, estimer plus haut que tous les biens, et qui porter certaines personnes à des actions loyales, nobles et courageux.