Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Brei:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Brei (Duits) in het Zweeds

Brei:

Brei [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Brei
    gröt
    • gröt [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Brei (Püree; Kartoffelpüree; Mus)
    mos; puré
    • mos [-ett] zelfstandig naamwoord
    • puré [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Brei (Gelatinepudding; Gelee)
    gelé; fruktgelé
  4. der Brei (Mus; Haché; Gemüse; Rest; Happen)
    tugga; mosad mat
  5. der Brei (Fruchtfleisch)
    fruktkött

Vertaal Matrix voor Brei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fruktgelé Brei; Gelatinepudding; Gelee
fruktkött Brei; Fruchtfleisch; Mus
gelé Brei; Gelatinepudding; Gelee Gallerte; Gelatine; Gelee; Laich
gröt Brei
mos Brei; Kartoffelpüree; Mus; Püree
mosad mat Brei; Gemüse; Haché; Happen; Mus; Rest
puré Brei; Kartoffelpüree; Mus; Püree
tugga Brei; Gemüse; Haché; Happen; Mus; Rest Bissen; Biß; Happen; Knacks
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tugga Tabak kauen; kauen; priemen

Synoniemen voor "Brei":


Wiktionary: Brei

Brei
noun
  1. dickflüssige gekochte Speise

Cross Translation:
FromToVia
Brei stuvning; gryta stew — dish
Brei puré purée — (cuisine) préparation épaisse de légumes cuits à l’eau et écrasés.