Bengel in het Zweeds vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Bengel:
- pojkvasker; lymmel; slyngel; busfrö; skojare; kanalje; skälm; skitungar; snorvalpar; rackare; odygdigt barn
Wiktionary:
- Bengel → slyngel, lymmel, bängel
- Bengel → klubba, lymmel, rackare, slyngel, snorunge

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bengel (Duits) in het Zweeds

Bengel:

Bengel [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bengel (Lausejunge; Straßenjunge; Flegel; Rüpel; Racker; Lümmel; Taugenichts; Schelm; Gauner; Lausbube; Frechdachs)
pojkvasker; lymmel; slyngel; busfrö
- pojkvasker [-en] zelfstandig naamwoord
- lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
- slyngel [-en] zelfstandig naamwoord
- busfrö [-ett] zelfstandig naamwoord
der Bengel (Rotznase; Lausbub; Schelm)
lymmel; skojare; kanalje; skälm
- lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
- skojare [-en] zelfstandig naamwoord
- kanalje [-en] zelfstandig naamwoord
- skälm [-en] zelfstandig naamwoord
der Bengel (Schlingel; Flegel)
skitungar; snorvalpar
- skitungar zelfstandig naamwoord
- snorvalpar zelfstandig naamwoord
der Bengel (Flegel; Lümmel; Racker; Schlingel; Schuft; Rüpel; Schelm; Strolch; Halunke; Schurke; Frechdachs; Spitzbube; Grobian; Lausejunge)
lymmel; rackare
- lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
- rackare [-en] zelfstandig naamwoord
der Bengel (Gauner; Schelm; Lausbube; Taugenichts; Rüpel; Flegel; Lümmel; Schurke; Frechdachs; Racker; Lausejunge; Straßenjunge)
odygdigt barn
- odygdigt barn zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bengel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
busfrö	Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Straßenjunge; Taugenichts
kanalje	Bengel; Lausbub; Rotznase; Schelm	Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Schalk; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts
lymmel	Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Grobian; Halunke; Lausbub; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rotznase; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Straßenjunge; Strolch; Taugenichts	Ekel; Iltis; Lausbub; Lausbube; Lump; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts; verdammter Kerl
odygdigt barn	Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Schurke; Straßenjunge; Taugenichts
pojkvasker	Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Straßenjunge; Taugenichts
rackare	Bengel; Flegel; Frechdachs; Grobian; Halunke; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch	Arschloch; Bettler; Dreckskerl; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Hundsfott; Lumpenkerl; Possenreißer; Racker; Schurke; Spitzbube; Widerling; kleiner Schelm
skitungar	Bengel; Flegel; Schlingel
skojare	Bengel; Lausbub; Rotznase; Schelm	Betrüger; Erzlügner; Halunken; Komedianten; Kurkenzieher; Lausbube; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlawiner; Schlingel; Schmeichler; Schmierer; Schufte; Schurken; Schweine; Schwindler; Schönredner; Schönschwätzer; Spaßvögel
skälm	Bengel; Lausbub; Rotznase; Schelm	Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Schalk; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts
slyngel	Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Straßenjunge; Taugenichts	Dreckskerl; Fittich; Flegel; Grobian; Lump; Lümmel; Rüpel; Schlingel; Schuft; Stiesel; Tölpel; grobePerson; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl; verdammter Kerl
snorvalpar	Bengel; Flegel; Schlingel

Synoniemen voor "Bengel":

Bazi; Dreikäsehoch; Frechdachs; Früchtchen; Lausbub; Lausbube; Lausebengel; Lauser; Racker; Rotzgöre; Rotzlöffel; Rotznase; Schelm; Schlingel; Bub; Bube; Junge; Jüngling; Knabe; Knirps; Wicht
Bub; Bube; Junge; Jüngling; Knabe; Knirps; Lausbub; Wicht; Abkömmling; Heranwachsender; Kind; Kleiner; Nachkomme; Nachwuchs; Spross; Sprössling

Wiktionary: Bengel

Bengel

noun

(umgangssprachlich) frecher Junge
- Bengel → slyngel; lymmel; bängel

Cross Translation:

From	To	Via
• Bengel	→ klubba	↔ club — weapon
• Bengel	→ lymmel; rackare; slyngel	↔ rascal — someone who is naughty
• Bengel	→ snorunge	↔ morpion — Enfant

Remove Ads

Vertaal Bengel van Duits naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Bengel (Duits) in het Zweeds

Bengel:

Bengel [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bengel (Lausejunge; Straßenjunge; Flegel; Rüpel; Racker; Lümmel; Taugenichts; Schelm; Gauner; Lausbube; Frechdachs)

der Bengel (Rotznase; Lausbub; Schelm)

der Bengel (Schlingel; Flegel)

der Bengel (Flegel; Lümmel; Racker; Schlingel; Schuft; Rüpel; Schelm; Strolch; Halunke; Schurke; Frechdachs; Spitzbube; Grobian; Lausejunge)

der Bengel (Gauner; Schelm; Lausbube; Taugenichts; Rüpel; Flegel; Lümmel; Schurke; Frechdachs; Racker; Lausejunge; Straßenjunge)

Vertaal Matrix voor Bengel:

Synoniemen voor "Bengel":

Wiktionary: Bengel