Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Begebenheit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Begebenheit (Duits) in het Zweeds

Begebenheit:

Begebenheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Begebenheit (Ereignis; Vorfall; Geschehen; Vorgang; Eintreten)
    händelse

Vertaal Matrix voor Begebenheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
händelse Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Ereignis; Ereignisse; Programmereignis; Stattfinden; Vorfälle; Zwischenfall; Zwischenfälle

Synoniemen voor "Begebenheit":


Wiktionary: Begebenheit

Begebenheit
noun
  1. etwas, das sich ereignet hat

Cross Translation:
FromToVia
Begebenheit tilldragelse; händelse incident — event or occurrence

Computer vertaling door derden: