Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Beenden (Duits) in het Zweeds

Beenden:

Beenden [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Beenden (Beendigen)
    flyttning; flyttnade
  2. Beenden (Abkriegen)
    avsluta; göra färdigt

Beenden

  1. Beenden
  2. Beenden (Anruf beenden)

Vertaal Matrix voor Beenden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta Abkriegen; Beenden
flyttnade Beenden; Beendigen
flyttning Beenden; Beendigen Durchfluß; Spülung
göra färdigt Abkriegen; Beenden Abbauen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Avsluta samtal Anruf beenden; Beenden
avsluta abmachen; abschließen; aufessen; aufhören; aufwickeln; aufwinden; aufzehren; ausbekommen; aushaben; auskriegen; beenden; enden; ergehen; erledigen; essen; fertig bringen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; herunterfahren; hingelangen; hinkommen; komplettieren; speisen; verspeisen; vervollkommnen; vervollständigen; verzehren; vollbringen; vollenden; zu Ende sein; zuendespielen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Avsluta Beenden

Verwante vertalingen van Beenden