Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Beeinträchtigung

Vertaal Beeinträchtigung van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Beeinträchtigung:
- skada; förlust

Duits

Uitgebreide vertaling voor Beeinträchtigung (Duits) in het Zweeds

Beeinträchtigung:

Beeinträchtigung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Beeinträchtigung (Einbuße; Abbruch)
skada; förlust
- skada [-en] zelfstandig naamwoord
- förlust [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beeinträchtigung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förlust	Abbruch; Beeinträchtigung; Einbuße	Beschlagnahme; Einsturz; Einstürze; Einziehung; Konfiszierung; Niederlage; Schlappe; Schäden; Schädigung; Verlieren; Verlust; Verlustposten
skada	Abbruch; Beeinträchtigung; Einbuße	Abbruch; Benachteiligung; Beschwerde; Beschädigen; Beschädigung; Blessur; Einsturz; Einstürze; Havarie; Haverei; Kränkung; Laster; Lästerung; Nachteil; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schande; Schmach; Schmähung; Schäden; Schädigung; Verletzen; Verletzung; Verleumdung; Verlust; Verlustposten; Verwundung; Wunde
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skada		Schmerz tun; angreifen; anschlagen; beeinträchtigen; behindern; benachteiligen; beschädigen; düpieren; entzweireißen; foltern; jemandem schaden; kasteien; kränken; martern; nachteilig sein für; peinigen; quetschen; schaden; schwächen; schädigen; schädigend; schänden; sichverwunden; verletzen; verwunden; zerbrechen; zerschlagen; zertrümmern; überfallen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skada		schade; verdrießlich; ärgerlich

Synoniemen voor "Beeinträchtigung":

Behinderung; Handicap; Körperbehinderung; Befindlichkeit; Konstitution; Stand; Status; Verfassung; Zustand
Betriebsstörung; Störung; harte Nuss; Problem; Schwierigkeit
Beeinflussung; Interferenz; Wechselwirkung; Überlagerung; Überschneidung