Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Bauherr:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bauherr (Duits) in het Zweeds

Bauherr:

Bauherr [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bauherr
    grundläggare

Vertaal Matrix voor Bauherr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grundläggare Bauherr Gründer; Initiator; Stifter; Urheber

Wiktionary: Bauherr

Bauherr
noun
  1. Person oder Instanz, die ein Bauvorhaben in Auftrag gegeben hat