Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Bargeld:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bargeld (Duits) in het Zweeds

Bargeld:

Bargeld [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Bargeld
    cash
    • cash zelfstandig naamwoord
  2. Bargeld
    kontanter
  3. Bargeld (Bar zahlen)
    kontanta pengar

Vertaal Matrix voor Bargeld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cash Bargeld
kontanta pengar Bar zahlen; Bargeld
kontanter Bargeld Kassengeld

Synoniemen voor "Bargeld":

  • Bares; Cash

Wiktionary: Bargeld

Bargeld
noun
  1. Zahlungsmittel in Form von Geldscheinen und Münzen

Cross Translation:
FromToVia
Bargeld kontanter cash — money in the form of notes/bills and coins
Bargeld kontanter money — cash

Computer vertaling door derden: