Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ausstrich:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausstrich (Duits) in het Zweeds

Ausstrich:

Ausstrich [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausstrich (Fleck; Flecken; Klecks)
    cellprov
  2. der Ausstrich (Streichung)
    utstrykning
  3. der Ausstrich (Schwabber; Makel; Fleck; )
    golvmopp

Vertaal Matrix voor Ausstrich:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cellprov Ausstrich; Fleck; Flecken; Klecks
golvmopp Ausstrich; Fleck; Flecken; Klecks; Liederjan; Makel; Mop; Schwabber; Tüpfel Mops; Schwabber
utstrykning Ausstrich; Streichung