Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ausstand:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausstand (Duits) in het Zweeds

Ausstand:

Ausstand [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausstand (Aufenthalt; Aufschub)
    försening

Vertaal Matrix voor Ausstand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
försening Aufenthalt; Aufschub; Ausstand Aufschub; Frist; Galgenfrist; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung

Synoniemen voor "Ausstand":


Wiktionary: Ausstand

Ausstand
noun
  1. meist Plural, veraltet: noch bestehende Schulden
  2. eine kleine Feier für die Kollegen oder Mitarbeiter einer aus einer Stellung ausscheidenden Person
  3. meist Singular: das Ausscheiden aus dem Dienst, einer Stellung, oder das Beenden eines Arbeitsverhältnisses
  4. Streik, Arbeitsniederlegung

Cross Translation:
FromToVia
Ausstand skuld dette — Somme due à un créancier