Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Aussparung:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aussparung (Duits) in het Zweeds

Aussparung:

Aussparung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Aussparung (Zwischenraum; Spalte; Kluft)
    springa; spricka; skreva; vrå
    • springa [-ett] zelfstandig naamwoord
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
    • skreva [-en] zelfstandig naamwoord
    • vrå [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Aussparung (Ersparung; Ersparnis; Einsparung)
    rabatt; kostnadsminskande

Vertaal Matrix voor Aussparung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kostnadsminskande Aussparung; Einsparung; Ersparnis; Ersparung
rabatt Aussparung; Einsparung; Ersparnis; Ersparung Abzug; Beet; Bett; Bettgestell; Blumenbeet; Blumenbett; Ermäßigung; Herabsetzung; Kürzung; Nachlaß; Preisnachlaß; Preisreduzierung; Rabatt; Reduktion; Reduzierung; Schranke; Skonto
skreva Aussparung; Kluft; Spalte; Zwischenraum Abgrund; Einschnitt; Felsenschlucht; Kerbe; Riß; Schlucht; Spalte
spricka Aussparung; Kluft; Spalte; Zwischenraum Bruch; Ermangelung; Felsspalte; Hinfälligkeit; Koryphäe; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Riß; Ruptur; Schisma; Schwachheit; Schwäche; Spalt; Spaltung; Sprung
springa Aussparung; Kluft; Spalte; Zwischenraum Falz; Furche; Schlitz; Spalt
vrå Aussparung; Kluft; Spalte; Zwischenraum Eckchen; Ecke; Einschnitt; Gewächshäuser; Hohlräume; Höhle; Höhle im mauer; Höhlung; Kasse; Kerbe; Riß; Spalte; Winkel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spricka aufhacken; bersten; dekodieren; ein krackendes Gelaut machen; entschlüsseln; entziffern; explodieren; platzen; spleißen; splissen; zerhacken; zerspringen
springa durchfallen; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnell laufen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen

Synoniemen voor "Aussparung":