Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Auslauf (Duits) in het Zweeds

Auslauf:

Auslauf [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Auslauf (Auspuffrohr; Auslaß; Schalldämpfer; )
    avrör
    • avrör zelfstandig naamwoord
  2. der Auslauf (Leerlauf)
    folkvandring; massutvandring
  3. der Auslauf
    utlopp
    • utlopp [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. der Auslauf (Stall)
    förlora huset
  5. der Auslauf (Endpunkt; Beschluß; Endlauf; )
    slutpunkt; slut
    • slutpunkt [-en] zelfstandig naamwoord
    • slut [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Auslauf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avrör Auslauf; Auslaß; Auslaßventil; Auspuff; Auspuffrohr; Flammrohr; Schalldämpfer
folkvandring Auslauf; Leerlauf Völkerwanderung
förlora huset Auslauf; Stall
massutvandring Auslauf; Leerlauf
slut Ablauf; Ausklang; Auslauf; Beschluß; Endkampf; Endlauf; Endpunkt Abschluß; Arsch; Beendigung; Beendung; Ende; Endergebnis; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Hintern; Konklusion; Resultat; Schluß; Schwanzende
slutpunkt Ablauf; Ausklang; Auslauf; Beschluß; Endkampf; Endlauf; Endpunkt Ausgleich; Endpunkt
utlopp Auslauf Auslaßhahn; Stütze; treue Stütze
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slut abgemattet; abgespannt; ermattet; erschöpft; fertig; halbtot; hundemüde; kaputt; leid; ohnmächtig; satt; todmüde; übermüdet

Synoniemen voor "Auslauf":

  • Auslass

Verwante vertalingen van Auslauf