Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Auslage (Duits) in het Zweeds

Auslage:

Auslage [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Auslage
    utställning; uppvisning
  2. die Auslage
    utställning
  3. die Auslage (Vitrine; Schaukasten; Glasschrank; Glasschränke; Schaufenster)
    monter; utställningsmonter
  4. die Auslage (Schaufenster; Schaukasten; Vitrine; )
    skyltfönster

Vertaal Matrix voor Auslage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
monter Auslage; Glasschrank; Glasschränke; Schaufenster; Schaukasten; Vitrine Showcase
skyltfönster Auslage; Fensterladen; Fensterläden; Schaufenster; Schaufensterscheibe; Schaukasten; Vitrine Schaufenster; Schaukasten; Schaukästen
uppvisning Auslage Arbeitstier; Arschkrieger; Aufführung; Auftritt; Bild; Bühne; Bühnenstück; Darstellung; Demonstration; Drama; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Geruchmacher; Glanz; Komödie; Kriecher; Kundgebung; Lustspiel; Schaubühne; Schauspiel; Schleicher; Show; Speichellecker; Spiel; Theater; Theaterstück; Veranstaltung; Vorführung; Vorstellung; Zeremonie; äußerliche Vorkommen
utställning Auslage Ausstellung; Aussteuer; Exposition; Kunstausstellung
utställningsmonter Auslage; Glasschrank; Glasschränke; Schaufenster; Schaukasten; Vitrine

Synoniemen voor "Auslage":


Wiktionary: Auslage

Auslage
noun
  1. Sport allgemein: richtige Lage und Richtung
  2. ausgelegte Gelder (meist in Mehrzahl) mit dessen Wiedererstattung gerechnet wird
  3. Werbung: die Präsentation feilgebotener Ware, z. B. in Schaufenstern oder auf dem Markt

Cross Translation:
FromToVia
Auslage utgång sortieaction de sortir.