Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Auftraggeber:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Auftraggeber (Duits) in het Zweeds

Auftraggeber:

Auftraggeber [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Auftraggeber (Mandant)
    uppdragsgivare; huvudman
  2. der Auftraggeber
    kund; uppdragsgivare; klient
  3. der Auftraggeber
    föreståndare

Vertaal Matrix voor Auftraggeber:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
föreståndare Auftraggeber Geschäftsführer; Kaffeewirt
huvudman Auftraggeber; Mandant Anführer; Chef; Führer; Gebieter; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Leiter; Stammeshäuptling; Vorstand
klient Auftraggeber Client; Clientcomputer; Klient; Kunde
kund Auftraggeber Debitor; Erwerber; Klient; Kunde; Käufer
uppdragsgivare Auftraggeber; Mandant

Synoniemen voor "Auftraggeber":


Wiktionary: Auftraggeber

Auftraggeber
noun
  1. Person oder Institution, die einen Auftrag erteilt