Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Aufstapeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufstapeln (Duits) in het Zweeds

Aufstapeln:

Aufstapeln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Aufstapeln (Stapeln)
    samla på hög

Vertaal Matrix voor Aufstapeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
samla på hög Aufstapeln; Stapeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
samla på hög anhäufen; ansammeln; aufhäufen; sammeln; stapeln; zusammendrängen

Synoniemen voor "Aufstapeln":

  • Abheften; Ablage; Ablagekasten; Ablagerung; Ablegen; Kellern