Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Appendix:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Appendix (Duits) in het Zweeds

Appendix:

Appendix [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Appendix (Bilnddarm)
    appendix; blindtarm; bihang
  2. der Appendix (Zusatz; Anfüllung; Ergänzung; )
    tillägg
  3. der Appendix (Blinddarm)
    blindtarm; maskformigt bihang

Vertaal Matrix voor Appendix:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appendix Appendix; Bilnddarm
bihang Appendix; Bilnddarm Ergänzung; Erweiterung; Nachtrag
blindtarm Appendix; Bilnddarm; Blinddarm Appendixe; Blinddarm
maskformigt bihang Appendix; Blinddarm
tillägg Anfüllung; Anhang; Appendix; Beifügung; Ergänzung; Erweiterung; Nachtrag; Supplement; Zufügung; Zusatz Absichten; Abänderungsantrag; Add-In; Addieren; Addierung; Addition; Additiv; Anbau; Anfüllen; Anhänge; Anschütten; Aufzählung; Ausbau; Beifügung; Beiträge; Belastung; Einsatz; Einsatzstück; Ergänzung; Erweiterung; Hinzufügung; Nachtrag; Nachträge; Summe; Supplement; Vergrößerung; Vorbau; Zufügen; Zufügung; Zulage; Zusammenzählung; Zusatz; Zusatzanträge; Zuschüsse; Zuzählung; Zählung; sonstige Zuschläge
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tillägg beigefügt; beigeordnet; extra

Synoniemen voor "Appendix":


Wiktionary: Appendix

Appendix
noun
  1. Anatomie, kurz für: Appendix vermiformis, Wurmfortsatz des Blinddarms
  2. der Anhang, das Angehängte, der Zusatz

Cross Translation:
FromToVia
Appendix blindtarm appendix — vermiform appendix
Appendix bihang appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.