Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Apparatur:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Apparatur (Duits) in het Zweeds

Apparatur:

Apparatur [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Apparatur (Gerät; Apparat)
    apparatur; utrustning
  2. die Apparatur (Apparat)
    apparat; maskin
    • apparat [-en] zelfstandig naamwoord
    • maskin [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Apparatur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apparat Apparat; Apparatur Modeartikel; Neuigkeit
apparatur Apparat; Apparatur; Gerät
maskin Apparat; Apparatur Maschine
utrustning Apparat; Apparatur; Gerät Arbeitsgerät; Aufrüstung; Ausrüstung; Ausrüstungsgegenstände; Ausrüstungsstück; Ausschmückung; Ausstaffierung; Ausstattung; Ausstattungsstück; Bewaffnung; Gerät; Girlande; Handwerkzeug; Joch; Verzierung; Werkzeug; Zierde

Synoniemen voor "Apparatur":