Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Anwesenheit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anwesenheit (Duits) in het Zweeds

Anwesenheit:

Anwesenheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Anwesenheit (Beisein; Gegenwart)
    bevittning; i närvarande av
  2. die Anwesenheit (Beisein)
    närvaro

Vertaal Matrix voor Anwesenheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevittning Anwesenheit; Beisein; Gegenwart
i närvarande av Anwesenheit; Beisein; Gegenwart
närvaro Anwesenheit; Anwesenheitsinformationen; Beisein Aufwartung

Synoniemen voor "Anwesenheit":


Wiktionary: Anwesenheit

Anwesenheit
noun
  1. der Zustand des körperlichen und/oder geistigen Zugegen-Seins

Cross Translation:
FromToVia
Anwesenheit närvaro presence — fact or condition of being present
Anwesenheit närvaro présenceexistence d’une personne dans un lieu donner.

Computer vertaling door derden: