Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ansporn:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ansporn (Duits) in het Zweeds

Ansporn:

Ansporn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ansporn (Ermutigung; Anregung; Anreiz; Stimulanz)
    uppmaning; uppvigling; anstiftan; tillskyndan
  2. der Ansporn (Anreiz; Anstoß; Aufstieg; Aufschwung; Impuls)
    sporre
    • sporre [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Ansporn (Anregung; Stimulanz; Ermutigung; )
    stimulerande; sporrning

Vertaal Matrix voor Ansporn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstiftan Anregung; Anreiz; Ansporn; Ermutigung; Stimulanz
sporre Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls
sporrning Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
stimulerande Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Reizen; Stimulansen
tillskyndan Anregung; Anreiz; Ansporn; Ermutigung; Stimulanz
uppmaning Anregung; Anreiz; Ansporn; Ermutigung; Stimulanz Anspornung; Ermunterung; Ermutigung; Zuspruch
uppvigling Anregung; Anreiz; Ansporn; Ermutigung; Stimulanz
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulerande anregend; aufheiternd; aufmunternd; stimulierend

Synoniemen voor "Ansporn":


Wiktionary: Ansporn

Ansporn
noun
  1. der Grund, die innere Triebfeder für ein bestimmtes Verhalten oder Tun

Cross Translation:
FromToVia
Ansporn morot incentive — something that motivates