Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Alter:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Alter (Duits) in het Zweeds

Alter:

Alter [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Alter (Lebensalter)
    ålder
    • ålder [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Alter (Greisenalter)
    gråhet
    • gråhet [-en] zelfstandig naamwoord

Alter [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Alter (Alte)
    gamling
    • gamling [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Alter (Greis; Greisin)
    ålderdom

Vertaal Matrix voor Alter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gamling Alte; Alter
gråhet Alter; Greisenalter Fahlheit; Grau; Grauheit; Trostlosigkeit; Ödheit
ålder Alter; Altertum; Lebensalter Altertum; Antike; Epoche; Frist; Jahreszählung; Jahrhundert; Periode; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum; Zeitrechnung
ålderdom Alter; Greis; Greisin Altertum; Antike; Antiquität

Synoniemen voor "Alter":


Wiktionary: Alter

Alter
noun
  1. leicht abwertend: für den Vater
  2. alter Mann
  3. alte Person unbestimmten Geschlechts

Cross Translation:
FromToVia
Alter ålder age — part of the duration of a being or thing between its beginning and any given time
Alter ålderdom age — latter part of life
Alter ålder age — one of the stages of life
Alter gubbe old man — elderly man
Alter ålderdom vieillesseâge avancé.
Alter ålder; ålderdom âge — Période écoulée depuis la naissance

Verwante vertalingen van Alter