Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Abnutzen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abnutzen (Duits) in het Zweeds

Abnutzen:

Abnutzen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abnutzen (sich Mindern; Verschleißen)
    utsliten; utmattande
  2. Abnutzen (Verschleißen)
    avnötning

Vertaal Matrix voor Abnutzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avnötning Abnutzen; Verschleißen
utmattande Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
utsliten Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utsliten abgelebt; abgenutzt; abgerackert; abgewetzt; erschöpft; hundemüde; schäbig; todmüde; veraltet; verlottert; verschlissen; vertreten

Computer vertaling door derden: