Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Abhandeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abhandeln (Duits) in het Zweeds

Abhandeln:

Abhandeln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abhandeln (Schachern; Abmarkten)
    köp; fynd; kap
    • köp [-ett] zelfstandig naamwoord
    • fynd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • kap [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. Abhandeln (Reagieren; Ansprechen; Eingehen)
    reaktion

Vertaal Matrix voor Abhandeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fynd Abhandeln; Abmarkten; Schachern Entdeckung; Erfindung; Gelegenheitskauf; Schnäppchen
kap Abhandeln; Abmarkten; Schachern
köp Abhandeln; Abmarkten; Schachern Abnahme; Akquisition; Ankauf; Aquisition; Erwerb; Erwerbung; Kauf; ankauf
reaktion Abhandeln; Ansprechen; Eingehen; Reagieren Antwort; Beantwortung; Erwiderung; Gegenbeweis; Gegenrede; Gegenschrift; Replik; Widerlegung; Wiederwort

Computer vertaling door derden: