Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abbrechen (Duits) in het Zweeds

Abbrechen:

Abbrechen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abbrechen (Abbestellen)
    återkommande
  2. Abbrechen (Wegbrechen)
    förstörande
  3. Abbrechen (Demontage; Abriß; Abreißen)
    demontage; ta isär

Abbrechen werkwoord

  1. Abbrechen
    Avbryt

Vertaal Matrix voor Abbrechen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demontage Abbrechen; Abreißen; Abriß; Demontage
förstörande Abbrechen; Wegbrechen Schlechtigkeit; Verderbtheit; Zerstörung
ta isär Abbrechen; Abreißen; Abriß; Demontage Abschirren; Abtakeln; Verschleierung
återkommande Abbestellen; Abbrechen Wiederaufleben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Avbryt Abbrechen
ta isär abtakeln; analysieren; auseinandernehmen; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; sezieren; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen; zergliedern; zerlegen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
återkommande -serie

Computer vertaling door derden: