Duits
Uitgebreide vertaling voor vermieten (Duits) in het Zweeds
vermieten:
-
vermieten (verleihen)
Conjugations for vermieten:
Präsens
- vermiete
- vermietest
- vermietet
- vermieten
- vermietet
- vermieten
Imperfekt
- vermietete
- vermietetest
- vermietete
- vermieteten
- vermietetet
- vermieteten
Perfekt
- habe vermietet
- hast vermietet
- hat vermietet
- haben vermietet
- habt vermietet
- haben vermietet
1. Konjunktiv [1]
- vermiete
- vermietest
- vermiete
- vermieten
- vermietet
- vermieten
2. Konjunktiv
- vermietete
- vermietetest
- vermietete
- vermieteten
- vermietetet
- vermieteten
Futur 1
- werde vermieten
- wirst vermieten
- wird vermieten
- werden vermieten
- werdet vermieten
- werden vermieten
1. Konjunktiv [2]
- würde vermieten
- würdest vermieten
- würde vermieten
- würden vermieten
- würdet vermieten
- würden vermieten
Diverses
- vermiet!
- vermietet!
- vermieten Sie!
- vermietet
- vermietend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor vermieten:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| hyra | Mietbetrag; Miete; Mietvertrag | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| hyra | verleihen; vermieten | anheuern; anstellen; anziehen; einmieten; einstellen; engagieren; in Lohndienst einstellen; mieten; pachten |
| hyra ut | verleihen; vermieten | mieten; verpachten |
| låta | verleihen; vermieten | schallen; übriglassen |