Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: vereinbaren

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: vereinbaren

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vereinbaren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor vereinbaren (Duits) in het Zweeds

vereinbaren:

vereinbaren werkwoord (vereinbare, vereinbarst, vereinbart, vereinbarte, vereinbartet, vereinbart)

  1. vereinbaren (abmachen; ausmachen)
    komma överens om
    • komma överens om werkwoord (kommer överens om, komm överens om, kommit överens om)
  2. vereinbaren (übereinstimmen; Sich einig werden; ausmachen; abmachen; einwilligen)
    överenskomma; avtala
    • överenskomma werkwoord (överenskommer, överenskomm, överenskommit)
    • avtala werkwoord (avtalar, avtalade, avtalat)
  3. vereinbaren (beschließen; entscheiden; bestimmen; )
    bestämma; besluta; komma till en ände
    • bestämma werkwoord (bestämmer, bestämde, bestämt)
    • besluta werkwoord (beslutar, beslutade, beslutat)
    • komma till en ände werkwoord (kommer till en ände, komm till en ände, kommit till en ände)
  4. vereinbaren (festlegen)
    skriva in
    • skriva in werkwoord (skriver in, skrev in, skrivit in)
  5. vereinbaren (übereinstimmen mit; stimmen; zusammenstimmen; gleichen; gleichkommen)
    avstämma med; passa
    • avstämma med werkwoord (avstämmer med, avstämde med, avstämt med)
    • passa werkwoord (passar, passade, passat)
  6. vereinbaren
    harmonisera
    • harmonisera werkwoord (harmonisar, harmonisade, harmoniserat)

Conjugations for vereinbaren:

Präsens
  1. vereinbare
  2. vereinbarst
  3. vereinbart
  4. vereinbaren
  5. vereinbart
  6. vereinbaren
Imperfekt
  1. vereinbarte
  2. vereinbartest
  3. vereinbarte
  4. vereinbarten
  5. vereinbartet
  6. vereinbarten
Perfekt
  1. habe vereinbart
  2. hast vereinbart
  3. hat vereinbart
  4. haben vereinbart
  5. habt vereinbart
  6. haben vereinbart
1. Konjunktiv [1]
  1. vereinbare
  2. vereinbarest
  3. vereinbare
  4. vereinbaren
  5. vereinbaret
  6. vereinbaren
2. Konjunktiv
  1. vereinbarte
  2. vereinbartest
  3. vereinbarte
  4. vereinbarten
  5. vereinbartet
  6. vereinbarten
Futur 1
  1. werde vereinbaren
  2. wirst vereinbaren
  3. wird vereinbaren
  4. werden vereinbaren
  5. werdet vereinbaren
  6. werden vereinbaren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vereinbaren
  2. würdest vereinbaren
  3. würde vereinbaren
  4. würden vereinbaren
  5. würdet vereinbaren
  6. würden vereinbaren
Diverses
  1. vereinbar!
  2. vereinbart!
  3. vereinbaren Sie!
  5. vereinbart
  6. vereinbarend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vereinbaren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avstämma med gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
avtala Sich einig werden; abmachen; ausmachen; einwilligen; vereinbaren; übereinstimmen
besluta abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren
bestämma abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren abgrenzen; abstecken; abzeichnen; abzäunen; ankündigen; anordnen; ansagen; ausfindig machen; ausmachen; bedingen; begrenzen; bekanntmachen; bestimmen; bestätigen; definieren; determinieren; einhegen; einzäunen; etwas erlaßen; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen; kennzeichnen; lokalisieren; neppen; prellen; trassieren; umschreiben; umzäunen; verlesen; übervorteilen
harmonisera vereinbaren harmonisieren
komma till en ände abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren
komma överens om abmachen; ausmachen; vereinbaren einen Kompormiß schließen; einen Vergleich treffen
passa gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit anprobieren; erfreuen; gefallen; gelegen kommen; gelegenkommen; geschikt sein; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; stehen; taugen
skriva in festlegen; vereinbaren anmelden; eingeben; einschreiben; eintippen; eintragen
överenskomma Sich einig werden; abmachen; ausmachen; einwilligen; vereinbaren; übereinstimmen abmachen; akkordieren; übereinkommen

Synoniemen voor "vereinbaren":


Wiktionary: vereinbaren

vereinbaren
verb
  1. eine Abmachung treffen
  2. etwas mit etwas anderem in Übereinstimmung bringen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0390 seconde
Page rendered in 1.0 seconds