Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. klonen:
  2. Klonen:
  3. Klönen:
  4. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor klonen (Duits) in het Zweeds

klonen:

klonen werkwoord (klone, klonst, klont, klonte, klontet, geklont)

  1. klonen
    klona
    • klona werkwoord (klonar, klonade, klonat)
  2. klonen (sichekligbenehmen; jammern; nörgeln; )
    tjata; gnata; vara jobbig
    • tjata werkwoord (tjatar, tjatade, tjatat)
    • gnata werkwoord (gnatar, gnatade, gnatat)
    • vara jobbig werkwoord (är jobbig, var jobbig, varit jobbig)

Conjugations for klonen:

Präsens
  1. klone
  2. klonst
  3. klont
  4. klonen
  5. klont
  6. klonen
Imperfekt
  1. klonte
  2. klontest
  3. klonte
  4. klonten
  5. klontet
  6. klonten
Perfekt
  1. habe geklont
  2. hast geklont
  3. hat geklont
  4. haben geklont
  5. habt geklont
  6. haben geklont
1. Konjunktiv [1]
  1. klone
  2. klonest
  3. klone
  4. klonen
  5. klonet
  6. klonen
2. Konjunktiv
  1. klonte
  2. klontest
  3. klonte
  4. klonten
  5. klontet
  6. klonten
Futur 1
  1. werde klonen
  2. wirst klonen
  3. wird klonen
  4. werden klonen
  5. werdet klonen
  6. werden klonen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde klonen
  2. würdest klonen
  3. würde klonen
  4. würden klonen
  5. würdet klonen
  6. würden klonen
Diverses
  1. klon!
  2. klont!
  3. klonen Sie!
  4. geklont
  5. klonend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor klonen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gnata eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken alles besser wissen; beanstanden; bekritteln; bemängeln; klagen; kritisieren; reklamieren; schulmeistern; sich beschweren
klona klonen
tjata eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken bekritteln; bemängeln; drängen; durchstoßen; einhämmern; einrammen; nerven; piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; schulmeistern; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
vara jobbig eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken

Synoniemen voor "klonen":


Wiktionary: klonen

klonen
verb
  1. Informatik: umgangssprachlich das Nachbilden, Nachahmen oder Kopieren von Hard- und Software (fälschliche bzw. irreführende Verwendung)
  2. Genetik: das Herstellen genetisch identischer Kopien von Lebewesen und Pflanzen auf ungeschlechtlichem, synthetischem Weg
  3. Genetik: die ungeschlechtliche Fortpflanzung, zum Beispiel durch Stecklinge oder Senker

Cross Translation:
FromToVia
klonen klona clone — create a clone

Klonen:

Klonen

  1. Klonen

Vertaal Matrix voor Klonen:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
kloning Klonen

Synoniemen voor "Klonen":

  • asexuelle Vermehrung; ungeschlechtliche Vermehrung

Klönen:

Klönen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Klönen (Herumtollen; Geschwätz; Genörgel; )
    lek; stoj
    • lek [-en] zelfstandig naamwoord
    • stoj [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Klönen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lek Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen Abweichung; Glücksspiel; Kartenstapel; Marge; Spiel; Spielchen; Stapel
stoj Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen