Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Verschleiß

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Verschleiß

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Verschleiß:
- erosion; korrosion; slitande; nerslitande; slita ut
Wiktionary:
- Verschleiß → förslitning, slitage

Duits

Uitgebreide vertaling voor Verschleiß (Duits) in het Zweeds

Verschleiß:

Verschleiß [der ~] zelfstandig naamwoord

der Verschleiß (Abnutzung; Erosion)
erosion; korrosion; slitande; nerslitande
- erosion [-en] zelfstandig naamwoord
- korrosion [-en] zelfstandig naamwoord
- slitande zelfstandig naamwoord
- nerslitande zelfstandig naamwoord
der Verschleiß (Abnutzung)
slita ut
- slita ut zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verschleiß:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
erosion	Abnutzung; Erosion; Verschleiß	Abnutzung; Erosion
korrosion	Abnutzung; Erosion; Verschleiß	Korrosion
nerslitande	Abnutzung; Erosion; Verschleiß
slita ut	Abnutzung; Verschleiß
slitande	Abnutzung; Erosion; Verschleiß	Getreibe; Gewühl
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
slita ut		abtreten; auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fasern; fertigmachen; zerfasern

Synoniemen voor "Verschleiß":

Abnutzung; Verbrauch; Begebenheit; Ereignis; Geschehnis; Vorfall; Vorgang; Vorkommnis

Wiktionary: Verschleiß

Verschleiß

noun

Substanzverlust durch Beanspruchung als Verschlechterung des Zustandes
- Verschleiß → förslitning; slitage