Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Schaf

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Schaf

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Schaf:
- dumbomm; trögis; knäppskalle; obetydlig; dummhuvud; får
Wiktionary:
- Schaf → får

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schaf (Duits) in het Zweeds

Schaf:

Schaf [das ~] zelfstandig naamwoord

Schaf (Einfaltspinsel; Kuh; Trottel; dumme Nuß; Schwachkopf; Esel; Blöde; Schafskopf)
dumbomm; trögis
- dumbomm zelfstandig naamwoord
- trögis zelfstandig naamwoord
Schaf (Unbedeutende; Depp; Hanswurst; Dummkopf; dummer August; Tor; Trottel; Schafskopf; Einfaltspinsel; Spaßvogel; Narr; Idiot; Schalk; Geck; Armleuchter; Tröttel; Irrsinnige; Gänschen; Esel; Schussel; Irre; Verrückte; Dumme; Dussel; Tölpel; Schwachkopf; Hofnarr)
knäppskalle; obetydlig
- knäppskalle [-en] zelfstandig naamwoord
- obetydlig zelfstandig naamwoord
Schaf (Dummkopf; Schafskopf; Trottel; Schussel; Schafsköpfe; Esel; Dussel; Schwachkopf; Dumme)
dummhuvud
- dummhuvud zelfstandig naamwoord
Schaf
får
- får [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schaf:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dumbomm	Blöde; Einfaltspinsel; Esel; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Trottel; dumme Nuß
dummhuvud	Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Trottel
får	Schaf	Lämmer; Schafe
knäppskalle	Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August	Dummkopf; Hohlkopf; Strohkopf
obetydlig	Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
trögis	Blöde; Einfaltspinsel; Esel; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Trottel; dumme Nuß	Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
obetydlig		anspruchslos; bedeutungslos; bescheiden; gering; geringfügig; gewöhnlich; kindisch; klein; läppisch; marginal; minimal; nichtsbedeutend; niedrig; trivial; unbedeutend; unscheinbar; unwesentlich; unwichtig

Synoniemen voor "Schaf":

Säuger; Säugetier; Warmblüter

Wiktionary: Schaf

Schaf

ein Paarhufer, der als Lieferant für Wolle, Fleisch und Milch dient
- Schaf → får

Cross Translation:

From	To	Via
• Schaf	→ får	↔ sheep — animal

Verwante vertalingen van Schaf