Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Nägel

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Nägel

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Nagel:
- nagel; pinne; sprint; plugg; bult; tapp
Wiktionary:
- Nagel → spik, nagel
- Nagel → nagel, spik

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

nagel:
- Nagel
Wiktionary:
- nagel → Nagel, Fingernagel
- nagel → Fingernagel, Nagel

Duits

Uitgebreide vertaling voor Nägel (Duits) in het Zweeds

Nagel:

Nagel [der ~] zelfstandig naamwoord

der Nagel
nagel
- nagel [-en] zelfstandig naamwoord
der Nagel (Bolz; Stift; Zapfen; Keil; Griffel; Nadel; Spieß; Pflock; Flaum; Feder)
pinne; sprint; plugg; bult; tapp
- pinne [-en] zelfstandig naamwoord
- sprint [-en] zelfstandig naamwoord
- plugg [-ett] zelfstandig naamwoord
- bult [-en] zelfstandig naamwoord
- tapp [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nagel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bult	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen	Riegel; Stiftschraube; Türriegel; Überrollbügel
nagel	Nagel
pinne	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen	Anstecknadel; Haarnadel; Haken; Nadel; Spange; Stecknadel; kleine Nadel
plugg	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen
sprint	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen	Splint; sprint
tapp	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen

Synoniemen voor "Nagel":

Fingernagel; Kralle; Körperteil; Organ
Bolzen; Drahtstift; Stahlstift; Stift

Wiktionary: Nagel

Nagel

noun

spitzer Metallstift zum Fixieren oder Aufhängen von Gegenständen
- Nagel → spik
Anatomie: Horngebilde, bestehend aus mehreren übereinander geschichteten Keratinplatten an Fingern und Fußzehen
- Nagel → nagel

Cross Translation:

From	To	Via
• Nagel	→ nagel	↔ nail — on fingers and toes
• Nagel	→ spik	↔ nail — spike-shaped metal fastener used for joining wood or similar materials
• Nagel	→ spik	↔ nagel — spijker
• Nagel	→ nagel	↔ nagel — aan vingers en tenen
• Nagel	→ nagel; spik	↔ clou — Tige rigide, courte et pointue
• Nagel	→ nagel	↔ ongle — anatomie\|fr lame dure, cornée, translucide, qui revêtir le dessus du bout des doigts et des orteils.

Verwante vertalingen van Nägel

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Nägel (Zweeds) in het Duits

nagel:

nagel [-en] zelfstandig naamwoord

nagel
der Nagel
- Nagel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor nagel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Nagel	nagel	bult; pinne; plugg; sprint; tapp

Wiktionary: nagel

nagel

noun

Anatomie: Horngebilde, bestehend aus mehreren übereinander geschichteten Keratinplatten an Fingern und Fußzehen
- Nagel → nagel
gewölbte, durchscheinende Keratinplatte auf der Oberseite der Fingerspitze
- Fingernagel → nagel; fingernagel

Cross Translation:

From	To	Via
• nagel	→ Fingernagel	↔ fingernail — covering near the tip of finger
• nagel	→ Nagel	↔ nail — on fingers and toes
• nagel	→ Nagel	↔ nagel — aan vingers en tenen
• nagel	→ Nagel	↔ clou — Tige rigide, courte et pointue
• nagel	→ Nagel	↔ ongle — anatomie\|fr lame dure, cornée, translucide, qui revêtir le dessus du bout des doigts et des orteils.