Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Bruchzahl

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Bruchzahl

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Bruchzahl:
- Wiktionary:
  Bruchzahl → bråktal

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bruchzahl (Duits) in het Zweeds

Bruchzahl: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Bruch: spricka; brott; fraktur; bit; stycke; skräp; sopor; avfall; uppdelning; brista; bromsar; bråkdel; minskackt; avskiljande; avsöndring; dela upp; dra isär
Zahl: tal; siffra; antal; nummer; mängd; dos; poäng; grad; betug

Wiktionary: Bruchzahl

Bruchzahl

noun

Mathematik: rationale Zahl, die keine Ganzzahl ist, vor allem in der Darstellung \frac{a}{b}, wobei man a den Zähler, b den Nenner und den trennenden Strich Bruchstrich nennt.
- Bruchzahl → bråktal