Duits
Uitgebreide vertaling voor melken (Duits) in het Zweeds
melken:
-
melken
Conjugations for melken:
Präsens
- melke
- melkst
- melkt
- melken
- melkt
- melken
Imperfekt
- melkte
- melktest
- melkte
- melkten
- melktet
- melkten
Perfekt
- habe gemelkt
- hast gemelkt
- hat gemelkt
- haben gemelkt
- habt gemelkt
- haben gemelkt
1. Konjunktiv [1]
- melke
- melkest
- melke
- melken
- melket
- melken
2. Konjunktiv
- melkte
- melktest
- melkte
- melkten
- melktet
- melkten
Futur 1
- werde melken
- wirst melken
- wird melken
- werden melken
- werdet melken
- werden melken
1. Konjunktiv [2]
- würde melken
- würdest melken
- würde melken
- würden melken
- würdet melken
- würden melken
Diverses
- melk!
- melkt!
- melken Sie!
- gemelkt
- melkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor melken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mjölka | melken |
Synoniemen voor "melken":
Wiktionary: melken
melken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• melken | → mjölka | ↔ milk — to express milk from mammal |
• melken | → mjölka | ↔ milk — to express any liquid |
• melken | → mjölka | ↔ melken — veeteelt|nld de melk uit de uier van een koe of een geit halen |
• melken | → mjölka | ↔ traire — Extraire le lait des pis d’un mammifère femelle. |
Melken:
-
Melken (Molkerei; Melkstand; Milchwirtschaft; Milchbauernhof)
mejerigård-
mejerigård zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor Melken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mejerigård | Melken; Melkstand; Milchbauernhof; Milchwirtschaft; Molkerei |