Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor jucken (Duits) in het Zweeds
jucken:
Vertaal Matrix voor jucken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
riva | Riß; Spalt; Spalte | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kittla | jucken; kitzeln; krabbeln; kribbeln | kitzeln |
klia | jucken; kitzeln; krabbeln; kribbeln | |
riva | jucken; kratzen; sich scheuern | abreißen; abtragen; abwracken; ausreißen; einreissen; entnerven; harken; knarren; knirschen; kratzen auf; niederreißen; quietschen; raspeln; rechen; reiben; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zusammenharken |
Synoniemen voor "jucken":
Jucken:
-
Jucken
-
Jucken (Kitzeln)
Vertaal Matrix voor Jucken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kittling | Jucken; Kitzeln | |
kliande | Jucken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kliande | Kratzen verursachen; juckend; kitzlig; kratzig; kribbelig; kribbelnd |