Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Sender

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Sender

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Sender:
- avsändare; radio station; radiostation; radiosändare; signalleringsapparatur
Wiktionary:
- Sender → radio, sändare
- Sender → avsändare

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sender (Duits) in het Zweeds

Sender:

Sender [der ~] zelfstandig naamwoord

der Sender (Absender)
avsändare
- avsändare [-en] zelfstandig naamwoord
der Sender (Radiosender; Rundfunkstation)
radio station
- radio station zelfstandig naamwoord
der Sender (Sendeanlage)
radiostation
- radiostation [-en] zelfstandig naamwoord
der Sender (Radiosender; Rundfunksender)
radiosändare
- radiosändare zelfstandig naamwoord
der Sender (Signalgerät)
signalleringsapparatur
- signalleringsapparatur zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sender:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avsändare	Absender; Sender	Absender; Einsender; Versender
radio station	Radiosender; Rundfunkstation; Sender
radiostation	Sendeanlage; Sender
radiosändare	Radiosender; Rundfunksender; Sender
signalleringsapparatur	Sender; Signalgerät

Synoniemen voor "Sender":

Emitter; Zeichengeber
Sendeanlage; Sendeeinrichtung; Sendegerät
Kanal; Programm
Fernsehanstalt; Fernsehkanal; Fernsehsender; TV-Sender; Anstalt; Einrichtung; Institution
Radiosender; Rundfunkstation

Wiktionary: Sender

Sender

noun

Kurzform von Radio- oder Fernsehsender
- Sender → radio; sändare
jemand bzw. etwas, der bzw. das etwas von sich an einen Empfänger abschickt; etwas, das etwas ausstrahlt, emittiert, sendet
- Sender → sändare

Cross Translation:

From	To	Via
• Sender	→ avsändare	↔ sender — someone who sends

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Sender (Zweeds) in het Duits

Sender: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

sen: spät; später
åder: Ader; Blutader