Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Kram

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Kram

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Kram:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kram:
  2. kräm:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Kram (Duits) in het Zweeds

Kram:

Kram [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kram (Krimskrams; Krempel; Schund; Zeug; wertloses Zeug)
    skräp
    • skräp [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Kram (Mischmasch; Plunder)
    röra; hopkok; mischmasch
  3. der Kram (viel Mühe; Mühe; Umstände; Getue)
    besvär; omständighet; möda
  4. der Kram
    tjafsa och larva
  5. der Kram (Kitsch; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge)
    kitsch
    • kitsch [-en] zelfstandig naamwoord
  6. der Kram (Mischmasch; Zusammengeraffte; Dichtung; )
    mixt; ihop blandning; röra
  7. der Kram (Sauwirtschaft; Krempel; Sammelsurium; )
    klabbet; hela faderullan; rasket
  8. der Kram (Schnickschnack; Schund; Kitsch; wertlose Zeuge)
    grannlåt; krussiduller

Kram [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kram (Rommel; Schweinerei)
    röra; oreda
    • röra [-en] zelfstandig naamwoord
    • oreda [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kram:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besvär Getue; Kram; Mühe; Umstände; viel Mühe Behinderung; Belästigung; Ergernis; Ergernisse; Krankheit; Kummer; Leid; Leiden; Mühe; Pein; Ranger; Schmerz; Störung; Ungemach; Unruhestifter; lästige Person; lästiger Mensch; lästiges Kind; Ärger; Ärgerlichkeit; Ärgernis; Überbelästigung
grannlåt Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge
hela faderullan Chaos; Durcheinander; Kram; Krempel; Plunder; Sammelsurium; Sauwirtschaft
hopkok Kram; Mischmasch; Plunder Mischmasch; Sammelsurium
ihop blandning Dichtung; Horde; Kram; Mischmasch; Plunder; Sammelsurium; Schar; Schrott; Schund; Zusammengeraffte Durcheinander; Gemisch; Melange; Mischung
kitsch Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge Kitsch
klabbet Chaos; Durcheinander; Kram; Krempel; Plunder; Sammelsurium; Sauwirtschaft
krussiduller Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge
mischmasch Kram; Mischmasch; Plunder Ausschußware; Eintopf; Eintopfgericht; Mischmasch; Sammelsurium; Zusammengekochte
mixt Dichtung; Horde; Kram; Mischmasch; Plunder; Sammelsurium; Schar; Schrott; Schund; Zusammengeraffte Mixtur
möda Getue; Kram; Mühe; Umstände; viel Mühe
omständighet Getue; Kram; Mühe; Umstände; viel Mühe Situation; Umstand; Umstände
oreda Kram; Rommel; Schweinerei Chaos; Durcheinander; Gewirr; Gezänk; Mischfutter; Nachlässigkeit; Scherrerei; Schlamperei; Unordentlichkeit; Unordnung; Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr; Übel
rasket Chaos; Durcheinander; Kram; Krempel; Plunder; Sammelsurium; Sauwirtschaft
röra Dichtung; Horde; Kram; Mischmasch; Plunder; Rommel; Sammelsurium; Schar; Schrott; Schund; Schweinerei; Zusammengeraffte Anhäufung; Aufhäufung; Ausschußware; Chaos; Durcheinander; Eintopf; Eintopfgericht; Gepfusche; Gequake; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Mischfutter; Pfuscherei; Sauerei; Sauwirtschaft; Schererei; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr; Zusammengekochte
skräp Kram; Krempel; Krimskrams; Schund; Zeug; wertloses Zeug Abfall; Bruch; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Junk-E-Mail; Lappen; Lumpen; Läppchen; Schutt; Stoffetzen; Stofflappen; Streusel; Stroh; Trümmer; Wisch; wertlose Zeug
tjafsa och larva Kram
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra Belange haben; angehen; anrühren; anstiften; antun; antupfen; aufschüren; aufwiegeln; berühren; betreffen; bewegen; erregen; gehen; gehen um; leicht berühren; mischen; rühren; sich aufmachen; sitzen an; streifen; tippen; touchieren; treffen; tupfen; wegbegeben

Synoniemen voor "Kram":


Wiktionary: Kram

Kram
noun
  1. Angelegenheit
  2. Dinge, Sachen, Besitztümer
  3. wenig nützliches, wenig wertvolles Zeug



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Kram (Zweeds) in het Duits

kram:

kram [-en] zelfstandig naamwoord

  1. kram (smekning)
    der Knuddel; die Streicheleinheit; die Liebkosung
  2. kram (omfamning)
    die Umarmung
    • Umarmung [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. kram (smekning; omfamning)
    die Liebkosung; die Streicheleinheit; die Umarmung
  4. kram
    die Schmuserei
  5. kram
    der Schießriß; der Schießschlitz

Vertaal Matrix voor kram:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Knuddel kram; smekning
Liebkosung kram; omfamning; smekning smekning
Schießriß kram
Schießschlitz kram
Schmuserei kram kela; krama
Streicheleinheit kram; omfamning; smekning smekning
Umarmung kram; omfamning; smekning

Synoniemen voor "kram":


Wiktionary: kram

kram
noun
  1. das Umfassen des Oberkörpers oder des Halses mit beiden Armen; Geste der Zuneigung
Cross Translation:
FromToVia
• kram → Umarmung ↔ embrace — hug
• kram → Umarmung ↔ hug — affectionate embrace
• kram → Baracke; Bude; Hütte; Scheune; Bretterbude; Bretterhäuschen; Schuppen; Kiosk; Verkaufshäuschen ↔ échoppe — Petite boutique ordinairement en appentis et adossée contre une muraille.

kräm:

kräm [-en] zelfstandig naamwoord

  1. kräm (hudkräm)
    die Creme; die Hautcreme
    • Creme [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Hautcreme [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kräm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Creme hudkräm; kräm
Hautcreme hudkräm; kräm

Wiktionary: kräm

kräm
noun
  1. zähe und streichfähige Substanz
  2. Kochkunst: häufig süße Speise, die ihre charakteristische Konsistenz zum Beispiel durch aufgeschlagene Sahne, Butter oder Eier erhält
  3. Kosmetik, Pharmazie: meist fetthaltige Substanz zur äußerlichen Pflege der Haut
Cross Translation:
FromToVia
• kräm → Creme; Kreme ↔ cream — product to apply to the skin
• kräm → Mus ↔ fool — a dessert







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0631 seconde
Page rendered in 1.0 seconds