Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Advent:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Advent (Duits) in het Zweeds

Advent:

Advent [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Advent
    ankomst; tillkomst

Vertaal Matrix voor Advent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ankomst Advent Anfang; Ankunft; Antreten; Antritt; Eindringen; Einkommen; Einnahme; Eintreffen; Eintreten; Eintritt; Einzug; Einzüge; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsbild; Erscheinungsform; Kommen; Steigerung
tillkomst Advent

Wiktionary: Advent

Advent
noun
  1. Beginn des christlichen Jahreskreises mit der Vorbereitung auf Weihnachten

Cross Translation:
FromToVia
Advent advent advent — een periode van vier weken voor Kerstmis
    2. de tijd waarin de komst en wederkomst van Jezus Christus worden verwacht
Advent advent Advent — season before Christmas
Advent advent Avent — (christianisme) temps pendant lequel les catholiques se préparent, à célébrer la fête de Noël.