Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: betten

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: betten

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. betten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor betten (Duits) in het Zweeds

betten:

betten werkwoord (bette, bettest, bettet, bettete, bettetet, gebettet)

  1. betten (ins Bett legen)
    bädda ner; stoppa i säng
    • bädda ner werkwoord (bäddar ner, bäddade ner, bäddat ner)
    • stoppa i säng werkwoord (stoppar i säng, stoppade i säng, stoppat i säng)
  2. betten (unteraus legen; stecken; legen; )
    ta ner; ta ned
    • ta ner werkwoord (tar ner, tog ner, tagit ner)
    • ta ned werkwoord (tar ned, tog ned, tagit ned)
  3. betten (weglegen; ablegen; hinlegen; )
    lagra; lägga upp; samla på lager; lägga undan
    • lagra werkwoord (lagrar, lagrade, lagrat)
    • lägga upp werkwoord (lägger upp, lade upp, lagt upp)
    • samla på lager werkwoord (samlar på lager, samlade på lager, samlat på lager)
    • lägga undan werkwoord (lägger undan, lade undan, lagt undan)

Conjugations for betten:

Präsens
  1. bette
  2. bettest
  3. bettet
  4. betten
  5. bettet
  6. betten
Imperfekt
  1. bettete
  2. bettetest
  3. bettete
  4. betteten
  5. bettetet
  6. betteten
Perfekt
  1. habe gebettet
  2. hast gebettet
  3. hat gebettet
  4. haben gebettet
  5. habt gebettet
  6. haben gebettet
1. Konjunktiv [1]
  1. bette
  2. bettest
  3. bette
  4. betten
  5. bettet
  6. betten
2. Konjunktiv
  1. bettete
  2. bettetest
  3. bettete
  4. betteten
  5. bettetet
  6. betteten
Futur 1
  1. werde betten
  2. wirst betten
  3. wird betten
  4. werden betten
  5. werdet betten
  6. werden betten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde betten
  2. würdest betten
  3. würde betten
  4. würden betten
  5. würdet betten
  6. würden betten
Diverses
  1. bett!
  2. bettet!
  3. betten Sie!
  5. gebettet
  6. bettend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor betten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga upp Auftragen; Servieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bädda ner betten; ins Bett legen
lagra ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen abstellen; aufbewahren; bergen; bewahren; deponieren; in den Stall bringen; lagern; speichern; unterstellen
lägga undan ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen
lägga upp ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen bedienen; sich bedienen
samla på lager ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen
stoppa i säng betten; ins Bett legen
ta ned ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen herabmindern; herabtragen; hinunterbringen
ta ner ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen hinunterbringen; loslösen; lösen; nach unten bringen; trennen

Synoniemen voor "betten":


Wiktionary: betten

betten
verb
  1. jemanden sorgsam in oder auf eine weiche Unterlage legen
Cross Translation:
FromToVia
• betten → inbädda ↔ embed — lay as in a bed; lay in surrounding matter
• betten → förstora ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0343 seconde
Page rendered in 1.0 seconds