Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Penis:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. penis:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Penis (Duits) in het Zweeds

Penis:

Penis [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Penis (Schwanz; Pimmel; Rute)
    snopp; penis
    • snopp [-en] zelfstandig naamwoord !
    • penis [-en] zelfstandig naamwoord !

Vertaal Matrix voor Penis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
penis Penis; Pimmel; Rute; Schwanz
snopp Penis; Pimmel; Rute; Schwanz

Synoniemen voor "Penis":


Wiktionary: Penis

Penis
noun
  1. Anatomie: männliches Geschlechtsorgan verschiedener Tiere und des Menschen

Cross Translation:
FromToVia
Penis penis penis — male organ for copulation and urination



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Penis (Zweeds) in het Duits

penis:

penis [-en] zelfstandig naamwoord !

  1. penis (snopp)
    der Penis; der Schwanz; der Pimmel; die Rute
    • Penis [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schwanz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pimmel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rute [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor penis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Penis penis; snopp
Pimmel penis; snopp
Rute penis; snopp
Schwanz penis; snopp svansändar

Wiktionary: penis

penis
noun
  1. umgangssprachlich, derb: Penis
  2. Anatomie: männliches Geschlechtsorgan verschiedener Tiere und des Menschen

Cross Translation:
FromToVia
penis Penis; Glied; Schwanz penis — male organ for copulation and urination