Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Zäsur:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zäsur (Duits) in het Zweeds

Zäsur:

Zäsur [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zäsur (Verseinschnitt)
    boiler mätare
  2. die Zäsur
    cesur
    • cesur zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zäsur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boiler mätare Verseinschnitt; Zäsur Absetzung
cesur Zäsur

Synoniemen voor "Zäsur":


Wiktionary: Zäsur


Cross Translation:
FromToVia
Zäsur cesur caesura — a pause or interruption
Zäsur bägare; kalk; pokal couperécipient de forme évasée, généralement hémisphérique, plus large que haut et donc peu profond.