Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Flaum:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Flaum (Duits) in het Zweeds

Flaum:

Flaum [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Flaum (Flaumhaar; Daunen)
    fjun
    • fjun [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Flaum (Bolz; Stift; Zapfen; )
    pinne; sprint; plugg; bult; tapp
    • pinne [-en] zelfstandig naamwoord
    • sprint [-en] zelfstandig naamwoord
    • plugg [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bult [-en] zelfstandig naamwoord
    • tapp [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Flaum:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bult Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen Riegel; Stiftschraube; Türriegel; Überrollbügel
fjun Daunen; Flaum; Flaumhaar Getue; Kapok; Scherereien; Trara
pinne Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen Anstecknadel; Haarnadel; Haken; Nadel; Spange; Stecknadel; kleine Nadel
plugg Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen
sprint Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen Splint; sprint
tapp Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen

Wiktionary: Flaum

Flaum
noun
  1. Zoologie: Gesamtheit der unter den Kontur- oder Deckfedern liegenden Daunen bei Vogeltieren

Cross Translation:
FromToVia
Flaum dun duvet — Sorte de plume courte, molle et frisée, qui pousser la premier sur le corps des oiseaux et est particulièrement fournie chez les cygnes et les oies.

Computer vertaling door derden: