Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. unfruchtbar:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor unfruchtbar (Duits) in het Zweeds

unfruchtbar:

unfruchtbar bijvoeglijk naamwoord

  1. unfruchtbar
    ofruktbar; ofruktbart
  2. unfruchtbar (dürr)
    kal; torrt; kalt; karg; torftigt
    • kal bijvoeglijk naamwoord
    • torrt bijvoeglijk naamwoord
    • kalt bijvoeglijk naamwoord
    • karg bijvoeglijk naamwoord
    • torftigt bijvoeglijk naamwoord
  3. unfruchtbar (vertrocknet; trocken; dürr; )
    torkat; torkad
  4. unfruchtbar (dürr; schal; trocken; )
    kargt; öde; fattig; fattigt; ödsligt; ofruktbar; ofruktbart

Vertaal Matrix voor unfruchtbar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
öde Erfolg; Glück; Glücksfall; Glücksfälle; Los des Lebens; Prädestination; Schicksal; Vermögen; Vorbestimmung
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fattig dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde arm; dünn; dürftig; empfindlich; eng; fein; flau; gebrechlich; gedrungen; gering; geringfügig; grundlos; hager; handlich; hilflos; hinfällig; hohl; karg; klein; kläglich; knapp; kränklich; kärglich; mager; miserabel; nichtig; schadhaft; schlaff; schlapp; schlecht; schmächtig; schwach; schwächlich; schäbig; schütter; sehrklein; sparsam; spärlich; ungültig; unscheinbar; vergänglich; winzig; zerbrechlich; öde
fattigt dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde arm; armselig; dünn; dürftig; empfindlich; eng; fein; flau; gebrechlich; gedrungen; gering; geringfügig; grundlos; hager; handlich; hilflos; hinfällig; hohl; karg; klein; kläglich; knapp; kränklich; kärglich; mager; miserabel; nichtig; schadhaft; schlaff; schlapp; schlecht; schmächtig; schwach; schwächlich; schäbig; schütter; sehrklein; sparsam; spärlich; ungültig; unscheinbar; vergänglich; winzig; zerbrechlich; ärmlich; öde
kal dürr; unfruchtbar entblättert; glatzköpfig; haarlos; kahl
kalt dürr; unfruchtbar entblättert; glatzköpfig; haarlos; kahl
karg dürr; unfruchtbar rauh; ungastlich; unwirtlich
kargt dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde
ofruktbar dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde unproduktiv
ofruktbart dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde unproduktiv
torftigt dürr; unfruchtbar gemein; nicht vollwertig; nierderträchtig; platt; trivial
torkad dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde ausgedorrt; verdorrt
torkat dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde ausgedorrt; verdorrt
torrt dürr; unfruchtbar dürr; karg; knapp; kärglich; mager; regenarm; schal; seelenruhig; trocken; unverfroren
öde dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde ausgestorben; desolat; menschenleer; verlassen; öde
ödsligt dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde ausgestorben; einsam; menschenleer; vereinsamt; verlassen; öde

Synoniemen voor "unfruchtbar":


Wiktionary: unfruchtbar


Cross Translation:
FromToVia
unfruchtbar steril sterile — unable to reproduce