Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Spritzer:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Spritzer (Duits) in het Zweeds

Spritzer:

Spritzer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spritzer
    pundare; sprutnarkoman
  2. der Spritzer (Klecks; Tüpfel)
    skvätt; plask
    • skvätt [-en] zelfstandig naamwoord
    • plask [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. der Spritzer (Schuß; Spur)
    rusa
    • rusa [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spritzer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plask Klecks; Spritzer; Tüpfel Gespritz; Guß; Schwall
pundare Spritzer
rusa Schuß; Spritzer; Spur
skvätt Klecks; Spritzer; Tüpfel
sprutnarkoman Spritzer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rusa Tempo machen; anstürmen; beeilen; bestürmen; eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; sich beeilen; springen; sprinten; spritzen; sputen; stürmen; stürzen; tragen; wetzen

Synoniemen voor "Spritzer":

  • Drucksprüher; Drucksprühgerät; Gartenspritze; Pumpsprüher; Rückenspritze; Sprüher