Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor schütteln (Duits) in het Zweeds
schütteln:
Vertaal Matrix voor schütteln:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gunga | Schaukel | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gunga | beben; bibbern; schütteln | baumeln; dünen; flattern; fließen; herumfliegen; hin und her wanken; pendeln; schaukeln; schlackern; schlenkern; schleudern; schlingen; schlingern; schlittern; schmettern; schwanken; schwenken; schwingen; sichwellen; taumeln; tänzeln; wackeln; wallen; wanken; watscheln; wiegen; winken; wippen; wogen |
skaka | beben; bibbern; schütteln | beben; erschüttern; flimmern; frieren; frösteln; grausen; hin und her bewegen; in Krämpfen liegen; schaudern; schlottern; schnattern; schwenken; sich grausen; sich gruseln; stoßen; umschütteln; vibrieren; zittern; zucken; zähneklappern |
vackla | schütteln; wackeln | schwanken; wankelen; wanken |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vackla | stockend |
Synoniemen voor "schütteln":
Computer vertaling door derden: