Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Muschel

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Muschel

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Muschel:
- skal; snäcka; skaldjur
Wiktionary:
- Muschel → musselskal, mussla
- Muschel → snäcka, musselskal, mussla

Duits

Uitgebreide vertaling voor Muschel (Duits) in het Zweeds

Muschel:

Muschel [die ~] zelfstandig naamwoord

die Muschel
skal; snäcka
- skal [-ett] zelfstandig naamwoord
- snäcka [-en] zelfstandig naamwoord
die Muschel
skaldjur
- skaldjur [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Muschel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skal	Muschel	Chassis; Deckel; Design; Dose; Emballage; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gefäß; Gehäuse; Gerüst; Gestell; Hülse; Kappe; Kapsel; Karton; Kasten; Packung; Rahmen; Schachtel; Schale; Skin; Verpackung
skaldjur	Muschel	Muscheltier; Schalentier; Schaltier; Schaltiere
snäcka	Muschel	Kaskowohnung

Synoniemen voor "Muschel":

Außenhaut; Gerippe; Schale; Körperteil; Organ

Wiktionary: Muschel

Muschel

noun

Schale einer Muschel^[1] oder WasserSchnecke
- Muschel → musselskal
wie eine Muschel^{[1, 2]} geformter Gegenstand
- Muschel → mussla
Wassertier mit zweiklappiger Schale (Stamm Mollusca, Klasse Bivalvia)
- Muschel → mussla

Cross Translation:

From	To	Via
• Muschel	→ snäcka; musselskal	↔ seashell — shell
• Muschel	→ snäcka	↔ conque — Gros coquillage creux.
• Muschel	→ snäcka	↔ coquille — Enveloppe dure et calcaire (1)
• Muschel	→ mussla	↔ moule — Mollusque bivalve, comestible, dont la coquille est de forme oblongue.